Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9564

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6527 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijnoverschrijding indienen bezwaarschrift.


Uitspraak

07/6527 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 15 november 2007, 07/1926 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 6 augustus 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.G. de Jong. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 4 april 2007 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Ziektewet (ZW) met ingang van 5 april 2007 beëindigd. Tegen dit besluit heeft A. Kurtulan namens appellante een bezwaarschrift van 17 april 2007 ingediend. Het bezwaar is bij besluit van 9 mei 2007 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend. 2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd en dat niet is gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. 3. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard omdat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd. Het Uwv heeft het standpunt ingenomen dat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. Niet in geding is dat het besluit van 4 april 2007 op die dag is verzonden en dat de bezwaartermijn ingevolge artikel 75k van de ZW in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eindigde op 18 april 2007. 4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift - dat niet aangetekend is verzonden - door het Uwv op 20 april 2007, derhalve na het einde van de bezwaartermijn, is ontvangen. Het poststempel vermeldt 19 april 2007. 4.3. De Raad dient te beoordelen of het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard. 4.4. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Raad, onder meer neergelegd in zijn uitspraken van 4 maart 1998 (LJN: AN5739), 11 juli 2002 (LJN: AF0501) en 23 mei 2007 (LJN: BA6704) - waarop ook de rechtbank en het Uwv hebben gewezen - komt bij die beoordeling als regel doorslaggevende betekenis toe aan het poststempel. 4.5. Appellante heeft met een beroep op - volgens haar afwijkende - jurisprudentie van de Hoge Raad (LJN: ZF2248) gesteld dat het poststempel slechts een weerlegbaar rechtsvermoeden oplevert en dat niet kan worden volstaan met verwijzing naar het poststempel. 4.5.1. De Raad ziet evenwel in dit geval geen aanleiding af te wijken van zijn hiervoor genoemde vaste jurisprudentie, waarbij de Raad in het midden laat of toepassing van de jurisprudentie van de Hoge Raad inderdaad tot een andere uitkomst zou hebben geleid. 4.6. Appellante heeft voorts gesteld dat het bezwaarschrift op 17 april 2007 door Kurtulan vóór het tijdstip van de laatste lichting in een brievenbus van TNT Post is gedeponeerd. Ten bewijze van deze stelling is ter zitting van de rechtbank door Kurtulan een verklaring afgelegd. Verklaard is - onder meer - dat het bezwaarschrift die dag vóór 18.15 uur is gepost zonder dat er verder nog iemand bij aanwezig was. 4.6.1. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de verklaring van Kurtulan onvoldoende is om aan te nemen dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd. De stelling van appellante dat deze verklaring niet op één lijn mag worden gesteld met de getuigenverklaring in de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad van 23 mei 2007 moet worden verworpen. Evenals in die uitspraak - waarbij het bezwaarschrift namens de betrokkene door de echtgenote was gepost - is in dit geval sprake van een verklaring van één getuige die namens de betrokkene het bezwaarschrift heeft gepost. 4.7. Het betoog van appellante dat mogelijk door TNT Post fouten zijn gemaakt bij de postverwerking leidt niet tot een ander oordeel, waarbij de Raad overweegt dat appellante geen contact met TNT Post heeft opgenomen om informatie te krijgen over eventuele onregelmatigheden in de postverwerking. Daaraan doet niet af dat het informeren bij TNT Post geen soelaas biedt in het geval een poststuk bij het lichten van de brievenbus per vergissing is achtergebleven. Dit te meer nu deze lezing slechts een afdoende verklaring voor de vertraging oplevert indien het bezwaarschrift zowel bij de postlichting van (dinsdag) 17 april 2007 als die van 18 april 2007 in de brievenbus zou zijn achtergebleven. 4.8. Naar het oordeel van de Raad bestaat onvoldoende grond om - in weerwil van de vermelding van 19 april 2007 in het poststempel - aan te nemen dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. 4.9. Gesteld noch gebleken is van gronden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Derhalve is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008. (get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk. (get.) M. Lochs. BP